www.jufjanneke.nl

0
GD Star Rating
loading...

Thuiswerken; 17 taalactiviteiten

Janneke 2 mei 2020

Het is een bijzondere tijd! Kinderen werken thuis met hun ouders aan allerlei opdrachten, de klassen zijn leeg en de leerkrachten zitten hele dagen achter een computer of laptop om ouders en kinderen te begeleiden, nieuwe opdrachten te bedenken en maken filmpjes zodat de kinderen deze weer kunnen gebruiken bij hun lessen. Elke dag krijgen de kinderen weer opdrachten om mee aan de slag te gaan. Hoe langer deze periode duurt, hoe meer opdrachten je gebruiken kunt.

Ik probeer de kinderen zoveel mogelijk te activeren om met materialen aan de slag te gaan.

Boekoriëntatie

  • Lees een prentenboek voor. Laat het kind luisteren en na het verhaal navertellen wat er allemaal gebeurd is. Lukt dit nog niet? Laat dan eerst de platen zien en dan erbij laten vertellen.
  • Lees een prentenboek voor en laat het kind een tekening maken dat past bij het boek

Verhaalbegrip

  • Poppenkast spelenPak je knuffels en/of poppen tevoorschijn. Bedenk eens een leuk verhaal over deze dieren/poppen. Ga nu achter de bank, een tafel, of kastje zitten en speel poppenkast met deze knuffels en poppen.
  • Beschrijven; Het is voor de taalontwikkeling heel goed als kinderen goed kunnen verwoorden wat ze zien. Daarvoor gaan we het volgende spel doen. Zoek, als ouder of als broer/zus een voorwerp in de kamer, buiten of slaapkamer. Zeg niet wat het is. Ga nu het voorwerp beschrijven. Bijvoorbeeld: het is rood, er staan letters op en het heeft vier wielen. Het kind gaat naar dat voorwerp toe en als het klopt mag het dat voorwerp pakken en voor zich neerleggen. Dan draaien we het om. Dan heeft het kind een voorwerp in zijn hoofd, die hij/zij beschrijft. Kan de ander nu raden wat het is? Wie heeft uiteindelijk de meeste voorwerpen geraden?

Taalbewustzijn

  • Samengestelde woorden; We gaan vandaag samengestelde woorden bedenken. Weet je wat dat zijn? Bijvoorbeeld: suiker en klont is samen een suikerklont. Thee en een zak is samen een theezak. een wc en een papier is samen wc papier. Probeer zo eens voorwerpen bij elkaar te zoeken die samen een woord vormen
  • Rijmen; Pak een voorwerp en zoek iets in huis dat op dat voorwerp rijmt. Bijvoorbeeld een boek rijmt op doek, een pan rijmt op kan. Zet de voorwerpen naast elkaar. Hoeveel heb je gevonden?
  • Tegenstellingen; Ga tegenover je kind (eren) staan. Je doet iets als ouder en de kinderen doen precies het tegenovergestelde: Laat ze eerst zelf bedenken wat ze moeten doen; Ga zitten – kinderen staan,  doe je armen omhoog – kinderen doen dit omlaag, tik zacht op de grond – kinderen stampen hard op de grond, doe je ogen dicht -kinderen doen de ogen open, roep heel hard – kinderen praten zacht, spring dichtbij – kinderen springen ver, doe je mond dicht – kinderen doen de mond open

    Lees de zin voor en laat uw kind het antwoord op de puntjes invullen. Het goede antwoord staat tussen haakjes.
    – Het konijntje rent niet langzaam, maar…     (snel)
    – Het pad in het bos is niet breed, maar…     (smal)
    – De vacht van de poes is niet hard, maar…    (zacht)
    – Een bij is niet groot, maar…       (klein)
    – Ik heb niet veel eitjes gevonden, maar…     (weinig)
    – Het hek is niet hoog, maar…      (laag)
    – Is gras is niet nat, maar…       (droog)
    – Een varken is niet dun, maar…      (dik)
    – Mijn haar is niet kort, maar…      (lang)
    – Het glas limonade is niet vol, maar…     (leeg)
    – Als de zon schijnt is het niet koud, maar…    (warm)
    – Het geitje loopt niet onder het hok, maar…    (boven)
    – Als ik een cadeautje krijg ben ik niet boos, maar…   (blij)
    – De staart van het paard is niet wit, maar…    (zwart)

Alfabetisch principe

  • Letters slaan; Maak een (groot) blad met de letters die uw kind kent. U noemt een letter en uw kind mag de letter slaan met de hand.
  • Verzamelen bij de letters; Schrijf alle letters op die je kent op verschillende briefjes of met stoepkrijt. Zoek nu voorwerpen in huis bij alle beginletters. Kun je ze allemaal vinden?

  • Letters schilderen; Welke letters ken je? Neem een pot met water en een kwast en schrijf de letters buiten op, misschien kun je ook woorden maken?
  • Letter van de week; Bedenk elke week een nieuwe letter en zoek hier allemaal voorwerpen bij. Ga ook iets doen dat met die letter begint.
  • Woordslinger makenOefen met de eerste en laatste letter van woorden. Begin met een woord: stoel, de laatste letter is een l, daar moet het volgende woord weer mee beginnen: lief, nu is de laatste letter een f en daar begint het volgende woord weer mee: fijn…. Zo ga je verder. Hoe lang wordt de woordslang?
  • Maak je naamMaak je naam van allemaal voorwerpen die je buiten vindt.

 Opdracht voor groep 3
– Woorden in een zin;  Knip uit folders allemaal woorden en probeer hier zinnen van te maken. Lees deze zinnen voor.
– Lezen op niveau; Lees in een leesboek een verhaal. Doe eerst een stukje op de grond, het volgende stukje op de stoel, daarna sta je op de stoel, dan op tafel en zo ga je steeds hoger lezen. Je kunt de trap op en tot slot op zolder lezen. Je leest dus steeds een niveau hoger
– Bedenk een verhaal; Zoek je poppen en knuffels op of een auto en bedenk een verhaaltje hiermee. Schrijf dit op en speel het daarna uit met de figuren die je hebt opgezocht.
– Lees een verhaal; kies een boek en lees het verhaal. Maak daarna een tekening over het verhaal
GD Star Rating
loading...

Thuiswerken; 17 taalactiviteiten, 5.0 out of 5 based on 1 rating

Login to your account

Can't remember your Password ?

Register for this site!