OGO
Algemeen
Het is inmiddels al weer jaren geleden dat ik in een brochure over cursussen: Ontwikkelingsgericht werken in de onderbouw tegenkwam. Toch wel nieuwsgierig naar nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs, besloot ik deze cursus te gaan volgen. Ik werd gegrepen door verschillende items: betrokkenheid van de kinderen vergroten, bieden van een brede ontwikkeling, het geven van een behoorlijke mate van zelfstandigheid aan de kinderen en kinderen begeleiden en bijsturen tijdens hun leerproces.
Enthousiast geworden door de kennis die ik kreeg, ben ik langzamerhand in de klas een paar aspecten gaan doorvoeren. Hoeken veranderen en aanpassen aan het thema, invoeren van de kleine kring, ontwikkelen van een planbord en de kinderen wat meer zelfstandigheid geven.
Collega’s zagen het een en ander veranderen in de groep en werden ook enthousiast. Besloten werd daarom om begeleiding aan te vragen om deze manier van werken in te voeren in de kleutergroepen. Ruim twee jaar zijn we begeleid en hebben we veel geleerd. Belangrijk was de rol van het spel in de groep, het begeleiden van het spel van de kinderen en hoe je dit kunt ontwikkelen tot een hoger niveau. Van al deze ontwikkelingen moeten gegevens bijgehouden worden en van elk kind verwerkt worden in een leerlingvolgsysteem op het gebied van basisontwikkeling: het Horeb systeem.
Na twee jaar cursus hebben we de invoering van basisontwikkeling op school in de kleutergroepen samen verder opgepakt. In vergaderingen hebben we gesproken over alles wat we tegenkomen. Problemen hebben we besproken en geprobeerd werd om dit op te lossen. Inmiddels zijn we een heel eind op de goede weg.
Ook de leerkrachten van groep 3 worden enthousiast en willen zich er meer in gaan verdiepen. Een hele goede ontwikkeling. In de andere groepen wordt veel aandacht besteed aan zelfstandig werken van kinderen. Dit door middel van weektaken en momenten van uitgestelde aandacht.
Wat betekent ontwikkelingsgericht werken voor de kleutergroepen?
We bieden kinderen eerst een basisveiligheid; vanuit hier gaan we verder |
Bij het kiezen van projecten willen we het liefst betrokken kinderen zien. De keuze van een project moet dus aan een aantal voorwaarden voldoen. We gaan uit van : |
– concrete leefsituaties en wat zich daarin afspeelt |
– actuele gebeurtenissen om de kinderen heen |
– de wijde wereld, die spannend is en nieuwsgierig maakt |
Bij de voorbereiding van een project, gebruiken we een speciaal daarvoor bestemd voorbereidingsformulier. Hierin komen alle specifieke onderdelen aan bod. project voorbereidingsformulier |
Kinderen mogen door middel van een planbord zelf een keuze maken welke activiteiten ze willen gaan doen. Op het planbord kunnen ze meteen zien hoeveel kinderen ergens mogen spelen. |
We proberen het spel in de hoeken goed te observeren en te begeleiden. Dit doen we door in gesprekken aan bod te laten komen wat nodig is en hoe iets werkt, door in de klas het spel voor te doen of door mee te spelen als leerkracht. |
We verwerken alle gegevens in een systeem dat past bij het kind |
Voor de leerkrachten hebben we competenties beschreven. Leerkrachten maken een POP (Persoonlijk Ontwikkelings Plan) en werken daarin hun werkpunten uit om deze daarna te verbeteren. competenties basisontwikkeling |
We beginnen met een startactiviteit en werken toe naar een presentatie. Dit kan zijn een: voorstelling voor kinderen of ouders, een werkstuk, een winkel, een poster, een tentoonstelling, etc. |
Boeken
Thema’s
In veel groepen wordt gewerkt met thema’s. Hoe bereid je een thema voor en waar let je op bij de keuze van een thema, zijn vragen waar veel leerkrachten mee worstelen.
Deze pagina probeert structuur te bieden bij het zoeken naar een geschikt thema en bij de uitwerking ervan.
Het doel van ontwikkelingsgericht onderwijs: de kinderen te volgen in hun eigen ontwikkeling en ze daarin te stimuleren is belangrijk. Ook betrokkenheid is van groot belang. Verder kijk je natuurlijk naar de bedoelingen die je hebt met de klas of het thema. Misschien wil je meer aandacht aan kleuren besteden, kies dan een thema waar dat een onderdeel van kan zijn.
Waar houd ik rekening mee met de keuze van een thema:
- Een thema moet een periode van zes – acht weken kunnen duren. Daarom kies ik zoveel mogelijk een thema waar je verschillende kanten mee op kunt. Een voorbeeld is: Max en de toverstenen. Ik heb naast dit verhaal ook gewerkt over muizen, sint maarten, stenen en het verhaal zelf. Hier kun je dus echt weken mee vullen. Als je een thema hebt over fruit kun je het hebben over de markt, boomgaard, verschillende soorten fruit, groenteman, rupsen en wormen en ook kun je het sprookje: Sneeuwwitje er bij behandelen. Dat biedt dus veel meer mogelijkheden dan een project alleen over de appel.
- Het thema moet voor de kinderen interessant zijn. Dit kan een feest zijn: kerst, sinterklaas, Pasen etc. maar ook de wereld waarin wij als volwassenen leven, spreekt kinderen vaak erg aan: zij willen graag nadoen wat wij doen: boodschappen doen, schoonmaken, kapper zijn, etc. Daarnaast kan het een voorval in de klas zijn, waaruit blijkt dat kinderen er graag meer van willen weten: ruimtevaart n.a.v. Andre Kuipers die in de raket de ruimte in ging. Ook fantasiethema’s spreken vaak erg aan omdat kinderen het heerlijk vinden om net te doen alsof, ook is het vaak spannend om iets engs na te spelen.
- Vaak probeer ik bij de keuze van een thema te zoeken naar een aantal nieuwe activiteiten voor kinderen die daar aan toe zijn. Zo heb ik bijvoorbeeld het letterwinkeltje in de klas geïntroduceerd omdat er nogal wat kinderen begonnen te schrijven. Bij kinderen die vaak in de bouwhoek zitten, probeer ik nieuwe impulsen te geven zodat ze hun spel kunnen verdiepen.
- Om in de gaten te houden of er verschillende items in de thema’s zitten, gebruik ik een speciaal formulier: bronnen voor goede thema’s
Als ik dan een thema heb gevonden ga ik beginnen met het ontwerpen van een thematisch aanbod. Dat doe ik met behulp van het ontwerpschema en het projectvoorbereidingsformulier. Ik maak een planning van de kernactiviteiten maar ook muziek en expressie. Ook ga ik onderzoeksactiviteiten die met anderen afgesproken moeten worden inplannen.
Als dat duidelijk is, bedenk ik een startactiviteit en een afsluitactiviteit. De startactiviteit is bedoeld om de kinderen warm te maken voor een thema. De afsluitactiviteit is bedoeld om een doel te hebben: waar werken we met de klas naar toe.
Voorbeelden van startactiviteiten zijn:
- Schatkist; allerlei voorwerpen die met het thema te maken hebben, kinderen raden naar het thema
- Gesprekken in tweetallen; de kinderen krijgen in tweetallen een voorwerp of een foto en bespreken wat ze zien. Daarna wordt het teruggekoppeld in de grote kring
- Bezoek brengen aan bv bakker, postkantoor, makelaar, etc. Zo komen de kinderen in de stemming en leren meteen dingen die ze tijdens het spel kunnen gebruiken
- Verteltas; n.a.v. boek
- Een voorwerp neerleggen en bespreken in de kring; wat is het, hoe ziet het er uit, wat kun je er mee?
Voorbeelden van afsluitactiviteiten zijn:
- Winkeltje openen
- Restaurant openen
- Iets verkopen aan anderen
- Tentoonstelling in de klas
- Voorstelling aan andere groepen geven
- Boekje/krant maken
- Voorstelling aan de ouders
- PowerPoint-presentatie in de klas; leerkracht laat aan de kinderen zien wat er allemaal is gedaan.
Dan is de basis van het thema klaar en kan het in de klas opgestart worden met de gekozen startactiviteit.
Met de kinderen wordt de klas ingericht; wat hoort er bij, welke hoeken kunnen de kinderen bedenken, wie heeft thuis materialen die er bij passen? Wat hebben we nodig? Lijst maken en ophangen zodat ouders weten wat er nog gebruikt kan worden. Ik zet boeken in de boekendoos die bij het thema aansluiten.
Met de kinderen wordt een thematafel ingericht. Op de thematafel komen allemaal spelletjes, puzzels, platen, voorwerpen, poppen etc. die bij het thema passen. Er kunnen woordkaarten bij gezet worden
Als taalactiviteit maak ik met de klas altijd een woordveld. Daarop beschrijven we wat we al weten en wat we nog willen weten.
Daarna gaat het thema echt van start. Elke dag bespreken we in de kring iets dat bij het thema past. Dat kan een boek zijn, een spel, een voorwerp, een rekenactiviteit, een taalactiviteit, een liedje/opzegversje, etc. Zo krijgen de kinderen elke dag meer kennis over het onderwerp en kunnen dat verwerken in het spel in de hoeken. Aan het eind van de ochtend of middag vertellen de kinderen wat ze hebben gedaan en laten zien wat ze hebben gemaakt. Daardoor worden anderen weer enthousiast gemaakt.
Dagplanning
Hoe ziet een dagplanning eruit als je werkt volgens OGO? Om eerlijk te zijn blijft het zoeken naar de juiste en goede verdeling. Momenteel ziet mijn dagindeling er zo uit:
08.20 – 08.45 Lezen in de kring/taalkastje/gesprek
08.45 – 09.00 Godsdienst; Ik vertel een verhaal, we zingen liedjes of we hebben een gesprek over het verhaal dat geweest is
09.00 – 09.30 Kiezen uit de kast/andere beperkte keuzemogelijkheden
09.30 – 10.15 Spel en beweging; Dit kan buiten spelen zijn, een spelles, een cluster dat is uitgezet volgens de methode bewegingsonderwijs; zie lesideeën of een andere bewegingsactiviteit
10.15 – 10.30 Eten en drinken
10.30 – 10.45 Kringactiviteiten/Engels/Rekenen/Taal
10.30 – 11.30 Speel/werktijd; keuze van het planbord en verplichte opdrachten
11.30 – 11.45 Evaluatiekring; hier vertellen de kinderen wat ze gedaan hebben en wat ze hebben geleerd. Ook mogen ze een voorstelling geven of iets laten zien.
11.45 – 12.00 Voorlezen en naar huis of overblijven
13.15 – 13.45 Kringactiviteiten; muziek, taal, rekenen/wiskunde, etc
13.45 – 14.45 Speel/werktijd
14.45 – 15.15 Kringactiviteit en schrijven in het dagboek om zo te evalueren wat er de afgelopen dag is gebeurd.
Over het algemeen bevalt deze indeling me erg goed. De tijd van spel en beweging variërt per twee maanden. Dat komt omdat het plein te klein is om met meerdere groepen te spelen en het gymlokaal moet met vier andere groepen worden gedeeld. Na twee maanden schuiven alle groepen daarom een half uur op. Daardoor krijgt iedereen in het jaar te maken met de fijne tijden en de minder gelukkige tijden om te gymmen en buiten te spelen.
Kijkwijzer basisontwikkeling
Als collega’s in de klas komen om te kijken wat we doen en hoe we het doen, gebruiken we een kijkwijzer. Op deze wijze kunnen ze gericht kijken en weten ze waar ze op moeten letten. (download kijkwijzer)
Observatieformulieren leerlingen groep 1 en 2
We werken in de kleutergroepen volgens de principes van de basisontwikkeling, daarbij hoort het Horeb volgsysteem. (Handelingsgericht Observeren REgistreren Basisontwikkeling). Op de verschillende gebieden: w.o. lees/schrijfactiviteiten, reken/wiskunde activiteiten, spelactiviteiten, enz. houden we van elke leerling bij hoe het gedrag is, in welke ontwikkelingsfase het kind zit, hoe het speelt etc. Eerlijk gezegd valt ons dat niet mee. Er is veel te observeren en je hebt ook nog de klas te runnen, mee te spelen etc. We hebben onze observatiepapieren een beetje aangepast. Wij houden bij: basiskenmerken, spelactiviteiten, beeldende/constructieve activiteiten, taal/schijf/gespreksactiviteiten, reken/wiskunde activiteiten en motoriek. Ook gebruiken we de CITO gegevens van ordenen en taal voor kleuters en gebruiken we het volgblad van Pravoo om de soc. emotionele ontwikkeling te volgen. Veel dus. Hier kun je de observatieformulieren downloaden (Bron: Horeb map).
Toch ontbreekt voor ons een simpele checklist om de gegevens voor alle kinderen goed in beeld te krijgen. Vandaar dat we naast de observatieformulieren ook een checklist gebruiken: checklist vaardigheden kleuters voor groep 1 en voor groep 2.
Documenten op een rij
- Ontwerpschema
- Ontwerpschema/groepsplan
- Competenties basisontwikkeling (Gebaseerd op de Leerkrachtvaardigheden uit de Horeb map)
- Projectvoorbereidingsformulier
- Kijkwijzer voor leerkrachten
- Observatieformulieren